skip to Main Content

LAD-leden stemmen in met afspraak salarisverhoging umc-werknemers

Een ruime meerderheid van de LAD-leden, waaronder aios, anios, SEH-artsen en medisch specialisten, heeft ingestemd met de afspraak over de loonstijging voor umc-werknemers in 2023. Eind 2022 bereikten de werknemersorganisaties (waaronder de LAD en FBZ) en de NFU overeenstemming over een structurele salarisverhoging van 6% op 1 januari 2023 en van 4% op 1 november 2023.

In november 2021 bereikten de cao-partijen een akkoord voor een nieuwe Cao UMC, die loopt van 1 januari 2022 tot 1 januari 2024. In dat akkoord werden afspraken over diverse inhoudelijke onderwerpen gemaakt, zoals over een gezond en veilig werkklimaat en positionering. Daarnaast werden loonafspraken overeengekomen voor 2021 en 2022 volgens het principe van loondifferentiatie: lagere functiegroepen kregen er procentueel meer bij dan hogere functiegroepen. In het akkoord spraken de partijen verder af in 2023 een gelijke procentuele salarisverhoging door te voeren voor alle functiegroepen die minimaal de CPI-afgeleid 2022 (consumentenprijsindex) zou bedragen volgens de Prinsjesdagraming van 2022.

Ruime meerderheid stemt in

In september vorig jaar bleek die CPI-afgeleid 11,3% te zijn. De NFU gaf aan die afspraak niet te kunnen nakomen, maar deed op 21 december 2022 uiteindelijk een bod van in totaal 10% voor alle werknemers.
95% van de LAD-leden kan zich in die afspraak vinden. Voor de leden die niet hebben ingestemd, waren de belangrijkste redenen dat 10% niet conform de afspraak is en/of dat de ingangsdatum van de loonsverhoging op 1 november naar voren moet. Verder gaf een klein deel aan dat ze vindt dat lagere functiegroepen meer salarisverhoging hadden moeten krijgen in vergelijking met de hogere groepen.
Een aantal LAD-leden vroeg zich tot slot af of de 4% salarisverhoging per 1 november bovenop de 6% van 1 januari komt. Het antwoord is ja. Het gaat bovendien om een structurele salarisverhoging. Dat betekent dat de 10% verhoging doorwerkt in de jaren erna. Voor de LAD was dat een belangrijk uitgangspunt, omdat werknemers er daardoor per saldo meer op vooruitgaan dan bij een eenmalige uitkering.