skip to Main Content

Student-promovendi zijn het niet eens met de uitspraak in rechtszaak tegen het UMCG

De MD/PhD student-promovendi in het UMCG hebben geen recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemerspromovendi. Die uitspraak deed de kantonrechter van Noord-Nederland op 4 januari. De LAD stond de 48 student-promovendi bij in deze zaak, omdat ze andere arbeidsvoorwaarden hebben dan collega’s die hetzelfde werk doen. Ze eisten een arbeidsovereenkomst die gelijk is aan die van hun collega’s.

Tussen oktober 2016 en oktober 2018 nam het UMCG MD/PhD student-promovendi aan: studenten die tijdens hun masteropleiding geneeskunde al beginnen met hun promotie. De formule is een experiment van het ministerie van OCW, met als doel het aantal promovendi in Nederland te vergroten. Onder de Groningse student-promovendi bevinden zich 48 coassistenten.

In het UMCG konden masterstudenten geneeskunde solliciteren voor het MD/PhD-traject, waarbij de coschappen worden afgewisseld met perioden van (betaald) wetenschappelijk onderzoek. Na vijf jaar zijn ze dan zowel basisarts als gepromoveerd. Vóór oktober 2016 en vanaf oktober 2018 werden MD/PhD’ers aangenomen als werknemer; in de tussenliggende periode als student-promovendus, als onderdeel van het experiment van OCW.

Andere arbeidsvoorwaarden

Doordat de MD/PhD student-promovendi niet zijn aangenomen als reguliere werknemer, zoals dat het geval was voor 2016 en na 2018, verdienen zij minder. Ze hebben bovendien geen recht op pensioenopbouw en krijgen ook geen vakantiegeld en geen eindejaarsuitkering. De 48 student-promovendi verrichten dezelfde werkzaamheden en vinden dat zij daarom recht hebben op een arbeidsovereenkomst met dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemerspromovendi. Zij zijn lid van de LAD en hebben het Kennis- en dienstverleningscentrum, een samenwerking van de LAD en Federatie Medisch Specialisten, om juridische ondersteuning gevraagd. Arbeidsjurist mr. Dino Jongsma heeft hen in deze procedure bijgestaan.

Oordeel rechter

Het UMCG voerde aan dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst, omdat er geen productieve arbeidsprestatie bestaat en er evenmin sprake is van loon. De student-promovendi krijgen namelijk een beurs die wordt gefinancierd vanuit het fonds van het ministerie. De student-promovendi hebben juist aangevoerd dat zij wel degelijk een productieve arbeidsprestatie leveren en op die grond recht hebben op een arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter ging hier helaas niet in mee en heeft aangegeven dat de student-promovendi wisten waar ze ja tegen zeiden bij de start van het traject. De student-promovendi hebben zich volgens de rechter gecommitteerd aan een overeenkomst waarvan onderwijs, opleiding, begeleiding en facilitering de basis vormen. De rechter vindt bovendien dat de positie van student-promovendi en werknemerspromovendi niet één-op-één kan worden vergeleken: zo zijn student-promovendi, anders dan werknemerspromovendi, niet verplicht om onderwijs te geven en mogen ze zelf het onderwerp van hun promotietraject en hun promotor kiezen. Ook zijn er volgens de rechter verschillen in de intellectuele rechten op het eindresultaat. In het vonnis wordt door de kantonrechter overigens nog een bijzondere uitspraak gedaan: de rechter vindt namelijk dat de student-promovendi in een florissante positie verkeren vergeleken met andere groepen die de bescherming van het arbeidsrecht hebben gezocht, zoals buitenlandse werkers op een Groningse scheepswerf, maaltijdbezorgers en mensen met een uitkering op een postpakketsorteercentrum.

Vervolg

De 48 student-promovendi zijn het niet eens met het vonnis en bekijken nu of hoger beroep zal worden ingesteld.